Kunstenaars proberen altijd taboes te doorbreken, nieuw is censuur vanuit het museum
Deze week bleek kunst te kunnen provoceren, voordat er überhaupt iemand beledigd is geraakt. Dat is een nieuwe ontwikkeling. Maar kunst en religie kennen een lange geschiedenis van conflicten, vooral in het christelijke Amerika.
Nog geen eeuw geleden werden de wulpse dames van Gustav Klimt achter gordijntjes geëxposeerd omdat ze anders de jeugd zouden corrumperen.
Rond die tijd raakte ook zijn collega Egon Schiele in het VictoriaanseWenen in de problemen door zijn al te vrijmoedige afbeeldingen van het vrouwelijk lichaam.
Schiele liet heel jonge meisjes naakt voor zich poseren en werd daarvoor veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf. Vanuit zijn cel liet hij weten: „De kunstenaar remmen, dát is een misdaad!”
Door de eeuwen heen hebben kunstenaars altijd getracht taboes te doorbreken.
Toen Goya en Manet in de negentiende eeuw als eersten een naakt mens afbeeldden zonder dat er sprake was van een mythologische of bijbelse context, sprak iedereen daar schande van. Manets schilderij Olympia veroorzaakte in 1865 een flinke rel. Conservatieven noemden het immoreel en vulgair.
Inmiddels geldt Olympia als een van de iconen van de moderne kunst en zijn Klimt en Schiele uitgegroeid tot grote publiekslievelingen.
Het zou goed kunnen dat de foto’s die Sooreh Hera maakte van homoseksuele moslims, en die nu zo’n ophef veroorzaken, over tien jaar niemand meer zullen shockeren. Wim van Krimpen, directeur van het Haags gemeentemuseum, zegt de foto’s wel te willen kopen om ze op een later tijdstip te tonen.
Maar in het verhitte debat over de islam in Nederland, wil hij zich nu niet voor een politieke discussie laten ‘misbruiken’.
Dat kunst ophef veroorzaakt is niets nieuws. Maar dat kunst blijkt te kunnen provoceren voordat er überhaupt iemand beledigd is geraakt, is wel een nieuwe ontwikkeling .
Tot nu toe moest er eerst iemand boos worden voordat er kunstwerken werden verwijderd, verboden of gecensureerd. Zo stapte Geert Wilders vorig jaar naar de rechter omdat hij zich bedreigd voelde door het bermmonument dat kunstenaar Jonas Staal voor hem had opgericht. En toen het Groninger Museum in 1997 posters van plasseks door de stad wilde verspreiden om aandacht te vestigen op de tentoonstelling van fotograaf Andres Serrano, dreigde de plaatselijke GPV met een kort geding. Maar in Den Haag is er van dreiging volgens Van Krimpen helemaal geen sprake geweest. De tentoonstelling 7U P, waar het werk van Hera getoond zou worden, moest nog geopend worden.
Ook nieuw is dat het de instelling zelf is die censuur toepast. Meestal is het andersom, en proberen musea hun kunstenaars juist te beschermen tegen conservatieve stemmen van buitenaf. Zoals in 1999, toen burgemeester Rudy Giuliani de subsidie aan het Brooklyn Museum in New York dreigde stop te zetten omdat het museum weigerde het schilderij The Holy Virgin Mary van Chris Ofili van de expositie Sensation te verwijderen. Giuliani had zich zwaar beledigd gevoeld door Ofili’s zwarte Madonna, die afgebeeld was te midden van pornoplaatjes en een rechterborst had in de vorm van een flinke olifantendrol. „Sick Stuff”, noemde Giuliani dat. Maar het museum liet het er niet bij zitten en spande, gesteund door first lady Hillary Clinton, een rechtzaak aan.
Het nog altijd zeer christelijke Amerika kent een lange geschiedenis van conflicten tussen kunst en religie. Het bekendst is de zaak rond het werk Piss Christ van Andres Serrano, een foto van een in de urine van de kunstenaar druipende crucifix. De conservatieve senator Jesse Helms was daarover in 1989 zo verontwaardigd dat hij een wetsvoorstel deed: alle door de overheid gesubsidieerde kunstprojecten moesten onder strikte controle van de staat komen te staan. Datzelfde jaar trachtte Helms de subsidie voor een tentoonstelling van de homoseksueel getinte foto’s van Robert Mapplethorpe stop te zetten. Het gevolg was dat er in Amerika een brede discussie op gang kwam over de vrijheid van meningsuiting – en dat de expositie massaal bezocht werd.
Giuliani en Helms probeerden met hun aanvallen op ‘perverse’ kunstenaars stemmen te winnen. Maar wat het belang is van het Gemeentemuseum om de foto’s van Hera te weigeren, blijft de vraag. Een museum heeft geen baat bij conflicten met de eigen kunstenaars. Alleen als publiciteitsstunt zou je de actie van Van Krimpen nu al geslaagd kunnen noemen. In New York werd Sensation, juist door de bemoeienissen van Giuliani, een groot succes. Ook de tentoonstelling 7U P zal dankzij de mediaaandacht veel publiek trekken. Want wat als niemand zich had geroerd? Dan hadden de gewraakte foto’s volgende week gewoon op zaal gehangen en had er waarschijnlijk geen haan naar gekraaid.
bron: NRC Handelsblad
Laatste reacties